De rivaliteit Engeland - Duitsland werd gekenmerkt door "Made in Germany" en de "Balance of power". Door piraterij van de Royal Navy kreeg von Tirpitz opdracht van keizer Wilhelm II de Hochflotte op te zetten wat de Britten en de media als "wapenwedloop" uitlegden.
-
1.Rivaliteit Engeland - Duitsland tot 1914, wat betreft economie en legers
-
2.“ Made in Germany “ en de “ Balance of Power “
-
3.Verdragspolitiek van Engeland, Entente Cordiale
-
4.De marine - wapenwedloop
-
5.Vijandbeeld van Engeland
-
6.De Marokko-crises en de bouw van de Bagdad - spoorweg
1. Rivaliteit Engeland - Duitsland tot 1914, wat betreft economie en legers
Veel Engelse politici b.v. de premier Winston Churchill en John Major zagen de Eerste- en Tweede Wereldoorlog als één historische eenheid, voor zover het om de heerschappij in Europa ging. Zij spraken derhalve ook over een “Tweede 30-jarige oorlog” van 1914 tot 1945. Ik wil deze plausibele logica volgen.
2. “ Made in Germany “ en de “ Balance of Power “
Eén van de oorzaken van de Tweede Wereldoorlog ligt in de Duits - Britse rivaliteit, die zich rond de eeuwwisseling van 1900 ontwikkelde. Met de Duitse vereniging van 1871 ontstond er een economisch gebied met veel dynamiek. Van 1880 tot 1907 bijvoorbeeld, verviervoudigde Duitsland zijn steenkoolwinning en ging daarmee Engeland bijna voorbij. Wat betreft staal produceerde Duitsland in 1907 twee keer zoveel dan Engeland. Vanzelfsprekend ontwikkelde ook de buitenlandse handel van Duitsland zich. Hoewel Londen in 1887 met het “Merchandise markt acts”
een poging deed om de Duitse import met de consumenten-aanwijzing; “Made in Germany” , in te dammen groeide de Duitse buitenlandse handel van 1887 tot 1907 met 250 %, terwijl de Engelse in dezelfde periode slechts 80 % steeg. Ook Frankrijk werd in dit tijdvak economisch van Duitsland afhankelijk. Daarmee was voor Engeland de “Balance of Power” op het continent in gevaar.
Bewust van deze ontwikkelingen kreeg men in Engeland de argwaan dat Duitsland naar de overheersing van heel Europa streefde. De economische opmars en de concurrentiekracht van Duitsland werden in Engeland als een bedreiging gezien. Daarom streefde de Engelse regeringen sinds 1904 er naar om het Duitse rijk op het terrein van de buitenlandse politiek te isoleren.
Op 1 januari 1907 vatte een beambte van het Engelse ministerie van buitenlandse zaken, Sir Eyre Crowe, het als volgt in een memorandum samen : “Nu en in de toekomst heet de enige potentiële tegenstander van Engeland: Duitsland. De Duitsers streven consequent en met energie naar de heerschappij in Europa. Zij zullen tenslotte Groot Brittanië breken om vervolgens haar plaats in te nemen”.
3. Verdragspolitiek van Engeland, de Entente Cordiale.
Engeland en Frankrijk sloten in 1904 een “entente cordiale” waarmee zij vervolgens hun koloniale interesses coördineerden. Doch in 1906 kwamen de ministers van defensie en buitenlandse zaken van beide staten overeen de militaire acties van beide landen in de toekomst op elkaar af te stemmen. In 1911 zegde de Engelse Generaal-stafchef de Franse collega 6 legerdivisies toe voor het geval dat geval dat het tot een oorlog met Duitsland zou komen. Zo legde Engeland zich tegen Duitsland vast zonder dat van deze laatste een oorlogsdreiging uitging. En Frankrijk kon vanaf 1911, in geval van spanningen met Duitsland op de hulp van Engeland rekenen en vanzelfsprekend ook daarmee pokeren.
In 1907 sloten Engeland en Rusland een verdrag waarmee zij hun invloedssferen in Afghanistan en Perzië (Iran) markeerden. Reeds in november 1907 reisde de opperbevelhebber van het Engelse leger naar Sint Petersburg om daar met Russische generaals en ministers over veel meer dan alleen Afghanistan en Perzië te spreken. Hij adviseerde de Russen hun troepen aan de westgrens tegenover Duitsland te versterken. Zo spande Engeland ook hier samen tegen Duitsland, wat behalve economische expansie, geen enkel ander doel had. Zeker geen territoriale doelen.
4. De marine - wapenwedloop

Een rampzalige fout die Duitsland tegenover de Engelse claim op meer macht maakte was hun eigen opmars van maritieme componenten te voorzien. Keizer Wilhelm II liet vanaf 1898 een vloot bouwen die verder ging dan alleen kustverdediging. Handel- en zeevaartroutes moesten, bij internationale crises, ook verdedigd kunnen worden. De Duitse vlootopbouw Duitsland werd in staat gesteld in de pas te lopen met de moderne staten daar waar het ging om markten en invloed. Ze bouwden een nieuwe positie tegenover Engeland op. Duitsland wilde hiermee in de eerste instantie de eigen vissersvloot beschermen tegen de brutale roofovervallen door de Engelse vissers. Ten tweede wilde het zijn import en export over zee en daarmee de slagaderen van hun economie van de “genade” van Engeland onafhankelijk maken. Ten derde wilde Duitsland zich tegen de vloot van Engeland beschermen, vooral tegen de mogelijkheid van een zeeblokkade. En ten vierde hoopte men met een gepaste vloot een interessante bondgenoot voor Groot Brittanië te kunnen worden. Admiraal von Tirpitz en de marinestaf ontwikkelden een Duitse marine in de sterkte van 60 % van de Engelse die een uitweg gaf naar de 4 voor het oog gestelde doelen: 1) Bescherming van de Noordzee-visserij & 2) de eigen handel op zee, 3) bescherming tegen zeeblokkades en 4) een waardig bondgenootschap met Engeland. Met zo’n 60 % vloot kon men - naar

Admiraal Tirpitz’s overtuiging - Engelands veiligheid en heerschappij over de wereldzeeën niet in gevaar brengen. Bovendien, zo calculeerde Admiraal von Tirpitz en de keizer, zou Groot Brittanië in geval van oorlog met 2 van zijn koloniale rivalen Frankrijk en Rusland die samen een even sterke marine hadden dan Engeland, de hulp van de Duitse marine goed kunnen gebruiken. Doch deze berekening ging niet op.
De snelle Duitse economische groei en de Duitse handelsconcurrentie op het vaste land en overzee lieten zich niet met een oorlog bestrijden, zonder daarbij als schuldige aan zo’n oorlog gebrandmerkt te worden. Men wilde juist Duitsland die schuld in de schoenen schuiven. Zo werd de Duitse vlootopbouw in de Engelse openbare mening als een reden voor oorlog neergezet en werd er bij Duitsland verondersteld een wereldheerschappij na te streven.
5. Vijandbeeld van Engeland
Herkenbaar werd de Duits - Engelse vervreemding ook aan de veranderingen van het beeld die de historici in Engeland over de buurlanden van Duitsland tonen. Politiek was dat beeld bijzonder werkzaam wat de Engelse historici over Pruisen maakten. Tot ongeveer 1910 beheersten de voor die tijd zeer liberale-, efficiënte en oprecht op zijn burgers achtende koning van Pruisen, de tuchtige militair en het patriottisme van Steins & Hardenbers, het toneel. Daarna veranderde het zo

positieve Pruisische beeld en het imago van een Pruisen als oord van onvrijheid, horigheid aan de overheid, militarisme en geweld. Met dit Pruisen werd geheel Duitsland gelijk gesteld en stelde zo - in de ogen van vele Britse historici - het tegenovergestelde van de liberaal-parlementaire Engeland voor. De “Teutone” was voor tientallen jaren het scheldwoord voor de Duitsers, en het “Pruisendom” een “bedreiging der civilisering”. De onder-staatssecretaris in het Londense ministerie van Buitenlandse zaken schreef in zijn gedenkschrift op 30 oktober 1906:
“ Men moet geheel algemeen aannemen dat Duitsland involgen zijn eerzuchtige plannen voor een wereldpolitiek, een maritieme heerschappij en een militaire heerschappij in Europa de enige stoorfactor is”.
6. De Marokko-crises en de bouw van de Bagdad-spoorweg
Engelands heldere positie aan de kant van Frankrijk en tegenover Duitsland toonde zich in 1904-’06 en in 1911, de 2 Marokko-crises en vanaf 1900 bij de bouw van een Duitse spoorlijn naar Bagdad in Irak.
In Marokko probeerde Frankrijk, een tot nog toe soevereine staat, bij hun koloniale rijk in te lijven waarmee de Duitse handelsrechten en de bergbouwrechten in gevaar kwamen. Frankrijk pleegde hiermee contractbreuk inzake een verdrag van Madrid uit 1880, doch Engeland stond ondanks dat toch aan de zijde van Frankrijk en antwoordde op het sturen van een kleine Duits oorlogsschip naar Agadir met de dreiging om zonodig samen met Frankrijk tegen Duitsland in een oorlog te stappen.
Het ging er bij Engeland duidelijk om om van Frankrijk een sterke tegenkracht tegenover Duitsland te maken, en het ging om een ernstige waarschuwing om de Duitse concurrentie bij onrusten met oorlog op te lossen.
Een ander wrijvingspunt tussen Berlijn en Londen werd gevormd door de bouw van een spoorbaan in Turkije, die voor Duitsland het marktgebied Klein Azië ontsloot. Toen rond 1900 de aanleg richting Bagdad voortgezet werd, werd er in die tijd aardolie aan beide zijde van de Terrassen van Raum Mosul ontdekt. Hiermee raakte Duitsland onvoorzien in conflict met Engelands nieuwe ambities in de olievelden van Perzië, Irak en Koeweit.
Zo gebeurd het in 1914, als de moord op aartshertog Franz Ferdinand in Sarajevo een conflict tussen Servië en Habsburg ontvlamde, talrijke grootmachten meteen partij kozen en zich meteen opstelden achter één der tegenstanders.
Rusland en Frankrijk stonden achter Servië en Duitsland achter Oostenrijk. Engeland had meerdere keren aangekondigd aan de zijde van Frankrijk mee te vechten tegen Duitsland. Toch is er tijdens een kort lotsbepalend ogenblik de kans dat Groot Brittanië buiten de Eerste Wereldoorlog zou blijven. Doch verklaarde het Duitse de oorlog. De Britten brachten grote offers en ontkwam aan een nederlaag dankzij de oorlogsdeelname van de USA aan hun kant in het jaar 1917.
Welk doel kon het dan waard zijn om de Engelse mannen in 1939 opnieuw een wereldoorlog met Duitsland te laten in marcheren ? In 1919, enkele maanden na het einde van de Eerste Wereldoorlog, vinden we in het dagblad van aanzien Times de volgende verbluffende eerlijke opmerking: “ Als Duitsland in de volgende 50 jaar weer met handel drijven begint is deze oorlog voor niets gevoerd”
Site Vorkriegsgeschichte.de
Auteur Gerd Schultze Rhonhof
Vertaling Willem Zweers
Naar het boek
ISBN: 9783957681706
650 blz
In NL € 44,36